woensdag 24 mei 2017

Bargello

Palazzo del Bargello (midden)
Een museum in Florence op welks weerzien ik me bijzonder verheugd had, is het Palazzo del Bargello, dat in 1255 gebouwd werd als zetel voor de capitano del popolo. De 54 meter hoge klokkentoren, La Montanina moest de Florentijnen waarschuwen bij onraad. Een fraaie trap naar het balkon is van Nero di Fioravanti. Tot het midden van de 14e eeuw heeft het gebouw nog diverse uitbreidingen ondergaan. 
De trap van Nero di Fioravanti
Vanaf 1261 fungeerde het gebouw als zetel van de Podestà en vanaf 1502 zetelde de raad van justitie en de politie erin. In 1574 nam het hoofd van de politie, de zogenaamde Bargello, er zijn intrek en werd het paleis een gevangenis. Tot 1786 zijn er in de tuin van het paleis executies voltrokken. Nadat groothertog Pietro Leopoldo de doodstraf had afgeschaft, bleef het gebouw nog tot 1857 in gebruik als gevangenis. In 1865 werd het paleis gerestaureerd door de architect Francesco Mazzei. Met zijn harmonieuze oerkrachtige rust wordt het Palazzo del Bargello heden ten dage gezien als een mooi voorbeeld van de Florentijnse gotiek.

Ivoren miniatuur
Het gebouw ligt een beetje weggemoffeld in het noordoosten van het centrum, niet al te bekend bij de toeristenhorden en volledig gewijd aan beeldhouwkunst, kunstnijverheid en aardewerk, is het dan ook niet zo’n luidruchtig museum als de Uffizi. Ik was er bijna veertig jaar geleden geweest en was toen op slag verliefd geraakt op vooral de vele delicate kunstnijverheidsvoorwerpen in de vitrines. 
Broche van Cellini
Miniatuur reisaltaartjes van been of ivoor, bronzen beeldjes van drie centimeter hoog, prachtig bewerkt goud, geciseleerd en ingelegd met robijntjes, ivoren cameo’s in een lijstje van gedreven goud of geëmailleerd koper. Na de overkill van alle grote werken in Florence, was deze schaalverkleining aan het eind van de adembenemende zeventiger jaren een verademing voor me, toen ik nog jong was en onstilbaar hongerig naar indrukken alle attracties afrende.

Vogels van Giambologna
Lopen we door. Op de grote galerij richting Donatello treffen we de merkwaardige vogelbeelden aan van de Vlaamse beeldhouwer Jean Boulogne, geïtalianiseerd tot Giambologna. Weinig beeldhouwers hebben zulk gevarieerd werk gemaakt als deze maniërist. Naast een hele stoet neoklassieke goden vinden we in de tuin van de Villa di Pratolino in Vaglia, tien kilometer ten noorden van Florence, een onaards grote Neptunus getiteld L'Appennino: half mens, half berg en voorzien van allerlei gadgets. 
L'Appennino van Giambologna
Het complete arsenaal aan wansmaak van het maniërisme wordt uit de kast gehaald: gecontroleerde overwoekering door algen, mossen en derrie, labyrinten en bedriegertjes, waterorgels voor de scherzi d'acqua, niets wordt de pretzoekende post-renaissancist bespaard. Maar enfin, hier in het Bargello zijn er dus de vogels. De bezoeker raakt enigszins bevreemd.

Jonge David van Donatello
Iets verderop treffen we de hoofdattractie van het museum aan: mijn en ieders favoriet is de Jonge David van Donatello, maar ook het Vissertje van de laat negentiende-vroeg twintigste-eeuwer Vincenzo Gemito staat er en ook dat beeld heeft een hoge iconische betekenis. De Donatellozaal is van zichzelf al een heel indrukwekkende plaats gonzend van serene oerkracht.

Il pescatore van Gemito
Een reden om juist niet naar het Palazzo del Bargello toe te gaan, zoals mijn makker Fons scherp opinieerde, is de reusachtige overvloed aan aardewerk door de Della Robbia-clan. Luca della Robbia (1399/1400-1482), zijn neef Andrea (1435-1525), diens zonen Marco, Giovanni, Luca de Jonge, Francesco en Girolamo hadden het maken van kleurige, geëmailleerde terracottabeelden tot de familiespecialiteit gemaakt en het moet gezegd worden, het Bargello barst bijkans uit zijn voegen door hun werk. 
Andrea della Robbia, Fanciullo, ca. 1475
Sommige kleurige bas-reliëfs zijn beslist heel prachtig, maar het is bij mij net als in een museum voor oudheden met al die nogal op elkaar lijkende Griekse vazen: de precisie in mijn kijken is jaren geleden verdwenen en ik zie het er gewoon niet meer aan af. Melancholiek zoek ik soms nog naar die concentratie die ik eertijds kon opbrengen en waarmee ik – gids in de ene hand, toneelkijkertje in de andere, details zocht die me konden bevallen.

De uitgebreide wapencollectie op zolder lieten we voor wat die was. We gingen antipasti eten aan een pleintje.








woensdag 3 mei 2017

Pitti

Als allerlaatste schuifelde de wereldberoemde cellist Mischa Maisky het vliegtuig uit, zijn verweerde cellokoffer aan zijn zijde. Daarna werd er getankt en konden de passagiers voor Florence inchecken. De vlucht verliep een beetje onverwacht: er was teveel wind in Florence en de piloot twijfelde of hij kon landen. Na een half uur in de parkeercirkelstand en een paar ongekend scherpe bochten landde de kist ten slotte in Pisa, waar op Italiaanse wijze verder vervoer naar de bloemenstad georganiseerd was (niet dus).

De laatste keer dat ik in Florence was, was het november. De stad was toen aanzienlijk rustiger dan haar reputatie, maar het weer was dan weer niet zo geweldig geweest. Nu, einde april, was de drukte spectaculair groter, maar het weer niet vreselijk veel beter! De rijen voor Brunelleschi’s Duomo en Giotto’s Campanile besloegen honderden meters, de wachtenden voor de Uffizi, waar we de vorige keer gewoon naar binnen konden lopen, reikten bijna tot aan de Arno, de Ponte Vecchio kon je alleen betreden met een goed geslepen junglemes om de mensenmassa’s om je heen weg te kappen. Het was vooral: een stad vol kinderen. Het was alleen wat minder druk als het regende.

De ietwat verborgen ingang van Dante's Kerk
Noodgedwongen (maar niet onvoorbereid) wijdden we ons dus aan andere zaken: zo ontdekten we de Chiesa di Santa Margherita dei Cerchi, ook wel bekend als Dante’s kerk. Vreemd genoeg is daar niet de bard zelf, maar wel zijn aanbedene Beatrice begraven. De uit Florence verbannen Dante ligt in Ravenna en mag op grond van de middeleeuwse wet nog steeds niet in de stad herbegraven worden die hem ooit verbannen heeft. Er is een actiecomité dat hier tevergeefs tegen strijdt. Op het plein voor de kerk reciteerde een als Dante geklede acteur voor een gezelschap van Japanners met gezichtsmaskers en Italiaanse joeljeugd een hele reeks terzinen uit diens werk. Ernaast een afhaalluikje voor Florentijnse broodjes pens. Ook weer onafzienbare rijen.

We hadden ons een paar bezoeken specifiek voorgenomen. In ieder geval het Palazzo Pitti dat als front dient voor de steile Boboli-tuin, en tot de hoogste nokken gevuld is met vooral lokale schilderkunst. Veel tweederangs werk, maar ook wel degelijk een groot aantal topstukken. Schilderijen van Titiaan hingen er, van Rafaël en de moordenaar en schavuit Caravaggio, van Tintoretto, van de hypochonder Pontormo, van Botticelli, Filippo Lippi, Andrea del Sarto, Perugino en de merkwaardige Veneziaan Giorgione. Niet-Italianen waren schaars aanwezig, maar de geweldige Ribera, Diego Velázquez, Antoon van Dyck en Rubens kan men er aantreffen. En vooral heel veel van de Brabantse schilder Justus Sustermans, die met zijn vertrek naar Florence een droombaan wist te winnen als hofschilder van de Medici.

Het gebouw zelf is, net als zoveel bouwwerken uit de Florentijnse renaissance, niet echt mooi. Op een sombere dag zou ik het zelfs uitgesproken lillik noemen. Bruut, overgroot, bedreigend en zelfs in de gouden zon en de diepblauwe lucht van de Toscaanse lente bepaald somber. Palazzo Pitti werd in 1458 naar een ontwerp van de bouwmeester van de Duomo, Brunelleschi gebouwd als residentie van de machtige bankier Luca Pitti. Na 1549 kwam het in bezit van de Medici. Cosimo I De' Medici liet de door Dan Brown beroemd geworden Corridoio Vasariano bouwen: een verbindingsgang tussen het Palazzo Pitti en het Palazzo Vecchio. Nog weer veel later werd het paleis de verblijfplaats van Napoleon Bonaparte. We bezichtigden zijn badkamer. Na de eenwording van Italië was Florence enige tijd de hoofdstad van het land en het paleis de residentie van de Italiaanse koninklijke familie. We stonden in de troonzaal, direct gelegen naast de muziekzaal met uitzicht op het amfitheater in de Boboli-tuin.

Florence is een volle stad. Iedere dag is er iets anders te zien.


Badkamer van Napoleon